wie is online

We hebben 9 gasten en geen leden online

Login/Registreren

Polls

Welk type lezing wil je liefst bijwonen

Reisverslagen - 7.4%
Aquariumplanten - 22.2%
Gezelschapsvissen - 37%
Cichliden - 29.6%
Vijver - 3.7%

Aantal stemmen: 27
De stemmen voor deze enquête is afgelopen on: juni 30, 2023

Trichogaster trichopterus sumatranus

Afdrukken E-mail

(Ladiges 1933)

Dit is voorlopig onze laatste bijdrage over Labyrintvissen. De redactie bedankt Karel Fondu en Jaak Koopmans voor het uitgebreide opzoekingswerk en voor de prachtige serie artikels die er het gevolg van is.

Het mag niet verbazen dat dit visje afkomstig is uit Sumatra (Indonesië). Oorspronkelijk was er alleen sprake van de Trichogaster trichopterus, die reeds in 1777 gedetermineerd werd door Pallas. Deze "gewone" trichopterus was echter olijfkleurig tot lichtpaars, terwijl er achteraf vastgesteld werd dat er ook hemelsblauwe individuen rondzwommen, die verder identiek waren aan de gewone. Deze blauwtjes kwamen bovendien alleen op Sumatra voor en in het geheel niet samen met de mindergekleurde, in Thailand, Zuid-Vietnam, Voor-Indië…..

In 1933 vond Bleeker het evident om de blauwe exemplaren als een ondersoort te beschouwen en "sumatranus" aan de naam toe te voegen. Dat jaar werden trouwens ook de eerste blauwe exemplaren, via Hamburg, in Europa ingevoerd.

Deze sumatranus wordt ongeveer 12 cm groot. Het min of meer langgerekte lichaam is mooi blauw en overgoten met een paarlemoeren glans. De flanken worden opgesmukt met een twintigtal schuine donkerblauwe strepen. Precies in het midden van de flanken en in de staartwortel is een blauwzwarte vlek neergeborsteld, wat het geheel een apart cachet verleent. Verder tooit het mannetje zich met een lange spits toelopende rugvin; het vrouwtje daarentegen houdt het bij een eenvoudige, klassiek afgeronde. De aarsvin van het mannetje krijgt er in de paartijd, aan de onderzijde, nog een zachtgele zoom bij. Over de vinnen van het koppel liggen verder zachtogende melkachtige vlekjes verspreid, waardoor de vage indruk van kantwerk ontstaat.

En net zoals bij het merendeel van de labyrintsoorten, zijn ook bij de sumatranus de buikvinnen omgevormd tot langwerpige soepele draden, waarmee het beestje heel bevallig alle aandacht naar zich toe wenkt. Om je anatomisch zoekwerk te besparen, kan nog gemeld worden dat bij beide geslachten de aarsopening zich in het voorste gedeelte van het lichaam bevindt.

De blauwe goerami is een crème van een vis, die met alles tevreden is. Hij eet alles en stelt geen speciale eisen aan het water. De temperatuur mag gerust rond de 22°C schommelen. In dat opzicht is hij veel minder gevoelig dan zijn verwante, de Trichogaster leeri.

Wegens zijn grootte moet je hem natuurlijk niet houden in een bakje van 60x30x30. Geef hem een ruim, niet te dicht beplant aquarium met enkele drijfplanten. Deze vis kan behoorlijk honkvast worden en verhuist niet graag. Na overbrengen in een andere bak reageert hij doorgaans erg schrikachtig.

Om even terug te komen op zijn eetgewoonten, terloops volgend weetje.. in de jaren vijftig, zestig, stond het als een paal boven water dat de sumatranus, na een lichte hongerperiode, een aquarium volledig kon zuiveren van een planariënplaag. Persoonlijk heb ik die remedie nooit nagecheckt, maar niets belet je ze, bij gelegenheid, eens uit te testen.

Het voorspel tot de eiafzetting van de blauwe goerami ligt grotendeels in de lijn van wat Karel uiteengezet heeft over de labyrintvissen in de vorige artikelenreeks. Verlies echter niet uit het oog dat een redelijke kweek hier meer dan 1000 jongen zal opleveren. Voorzie dus om te beginnen een kweekbakje van ± 50 liter en hou reeds een flinke uitzwemmer achter de hand. De watersamenstelling heeft niet veel belang. Oud water, stadswater, pH, hardheid, alles wordt met evenveel enthoesiasme aanvaard. Enkele drijfplanten (Riccia, eikenbladvaren e.d.) en een flinke dot javamos volstaan als beplanting. De temperatuur laat je rond 26-28° C, de waterstand mag maximum 25 cm hoogte bedragen. Het koppel kan gelijktijdig samen in de kweekbak worden overgebracht. Het mannetje is geen fanatieke nestbouwer, die heel veel energie stopt in het samenbrengen van bouwmaterialen om zijn schuimnest aan op te hangen. Nee, hij lummelt een beetje rond en blaast, met slordige bellen een nest, waar weinig samenhang schijnt in te zitten. Je zou denken dat hij precies met iets anders in het hoofd zit.

Voor de finesse van de zaak kan hij evenwel gemakkelijk wedijveren met de andere labyrintvissen: de balts en het paringsgedrag zijn even aangrijpend mooi, zacht en sierlijk.

De ei-afzetting kan verschillende uren duren, de eieren stijgen naar de oppervlakte en het nestinstinct van het mannetje begint andere allures aan te nemen. Koortsachtig begint hij het zwakke, toegetakelde nest uitgebreid bij te werken, zowel in de hoogte als in oppervlakte. Dit is het ogenblik om het vrouwtje te verwijderen.

Na 24-36 uren komen de eieren uit en hangen de jongen als de bekende komma's onder het nest. Zoals van hem verwacht wordt, tracht het mannetje de larven onder het nest verzameld te houden, wat hem meer en meer inspanning begint te vragen. Na ± 4 dagen, als de jongen vrij gaan zwemmen, geeft hij het helemaal op. Het schuimnest is dan ook in de kortste keren verdwenen. Hoog tijd om het mannetje uit te scheppen.

Een paar dagen voordien heb je al de infusoriënkweek (*) opgezet, want de jongen moeten eten. En met droog voedsel, of zelfs met Artemia, ga je d'er niet komen. Een dag na het vrijzwemmen begin je infusoriën (infusie) toe te dienen en na een tiental dagen gaan de jongen zich wagen aan pas uitgekomen Artemia's.

Voorzichtigheidshalve dien je de eerste paar dagen ook nog een kleine portie infusie toe. Je mag beslist niet uit het oog verliezen dat, tijdens het voederen met infusie, het water in de kweekbak dagelijks gedeeltelijk dient ververst te worden.

Na twee tot drie weken komt de opfok van het jongbroed in een cruciale fase. De jongen verliezen het gebruik van de kieuwen en moeten een labyrint uitbouwen om nog aan de nodige zuurstof te geraken. Tijdens dit proces kunnen heel wat slachtoffers vallen. Om de schade zoveel mogelijk te beperken, wordt algemeen aangeraden het kweekaquarium zorgvuldig met de dekruit af te sluiten. Dit om grote schommelingen te vermijden tussen de luchttemperatuur en die van het water. Nog een drietal weken Artemia toedienen en je kan overschakelen op fijn droogvoer, watervlooien en andere hapklare brokjes.

Na de vorming van het labyrint verloopt de opfok zonder verdere moeilijkheden. Voor een evenwichtige opgroei van de jongen is het wenselijk de voorlopers regelmatig uit te vissen en in een andere bak over te zetten.

Gewoonlijk zit je met zo een massa jongen dat het na 11/2 maand dringend nodig wordt ze over te scheppen naar een fatsoenlijke uitzwemmer.

En na een viertal maanden mag je dan beginnen uitkijken naar uitwijkmogelijkheden voor de honderden nakomelingen.

 

(*) Hoe een infusoriënkweek kan opgezet worden, gaan we in een volgend artikel even verder bekijken.

 

Jaak Koopmans,
De Siervis Leuven